Naar inhoud

De uitbetaling van de beëdigd tolken en vertalers en verwijlinteresten bij betalingsachterstand

Samengevoegde mondelinge parlementaire vragen van:
- Jean-Luc Crucke aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "Het ontwerp van aanpassing van de uitgavenbegroting en de prestaties van vertalers en tolken" (56000885C)
- Kristien Van Vaerenbergh aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De verwijlinteresten bij de betalingsachterstand ten aanzien van de gerechtstolken en -vertalers" (56000960C)
- Kristien Van Vaerenbergh aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De begroting van het departement Justitie" (56000983C)
- Marijke Dillen aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De uitbetaling van de gerechtstolken en -vertalers" (56001138C)
Commissie voor Justitie van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers, 27 november 2024.

Bekijk hier ook de video

09.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, we komen inderdaad alle drie terug op een vraag die we recent ook in deze commissie hebben gesteld. Meer bepaald op 5 november ging u meer in detail op het tekort dat de begroting Justitie momenteel teistert, door de stijgende gerechtskosten, de indexeringen en de grote rechtszaken. U raamde het tekort op 20 miljoen euro. U gaf aan dat er snel – meer bepaald midden november – bijkomende middelen beschikbaar zouden zijn om die tekorten te compenseren. Om het volledige tekort te ondervangen, werd een aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voorzien.

Werden er effectief medio november reeds bijkomende middelen voorzien om de eerste tekorten te kunnen bijpassen?

Specifiek voor de vertalers-tolken wordt het tekort voor de betaling van hun facturen momenteel op 2 miljoen euro geraamd. Werden reeds middelen uitgetrokken om die facturen te betalen? Zo ja, hoeveel van die achterstand van 2 miljoen euro werd reeds weggewerkt?

Zal het volledige tekort dit jaar nog weggewerkt kunnen worden met de voorziene basisherallocaties, zoals opgenomen in het wetsontwerp met de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2024? Dat lijkt immers niet mogelijk met de voorziene 10,1 miljoen euro zoals in het ontwerp aangegeven staat. Indien het tekort van 20 miljoen euro niet kan worden weggewerkt, wat is de impact dan op Justitie? Kunt u de specifieke dossiers aangeven die geïmpacteerd zullen worden en het bijhorend bedrag?

Ik had ook een tweede vraag ingediend naar aanleiding van uw antwoord op onze vraag van 5 november, over de verwijlinteresten bij de betalingsachterstand ten aanzien van de gerechtstolken en de vertalers. Blijkbaar bestaat er rechtsspraak over dat punt. Ik verwijs daarvoor naar de schriftelijke voorbereiding van mijn ingediende vraag.

 Mijnheer de Minister,

In uw antwoord op een mondelinge vraag (nr. 55042366C) over de onbetaalde facturen en de achterstand in de betalingen van gerechtstolken, gaf u aan dat dit geen verwijlinteresten kon genereren. Dit omdat de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransactie niet van toepassing zijn op deze gevallen, aangezien het niet gaat om handelstransacties of om gevallen bedoeld in de wet van december 1993 betreffende de overheidsopdrachten of opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.

Nochtans is er Europese rechtspraak (C-419/21), maar ook rechtspraak van het Hof van Cassatie (Nr. C.18.0490.N), die deze zienswijze tegenspreekt. Het Europees Hof van Justitie stelt in dat arrest dat het begrip „handelstransacties" in het kader van de Europese richtlijn 2011/7 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties ruim moet worden opgevat en dat het dus niet noodzakelijkerwijs samenvalt met het begrip „overeenkomst" (contract). Er moet aan twee voorwaarden worden voldaan om een transactie te kunnen aanmerken als een „handelstransactie". Ten eerste moet zij worden verricht tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Ten tweede moet de transactie leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding. Dat is het geval met prestatieverleners in het kader van gerechtskosten.

Graag stel ik u de volgende vragen:

1/ Bent u op de hoogte van deze rechtspraak?

2/ In het licht van deze rechtspraak, bent u het met mij eens dat deze betalingsachterstand wel degelijk verwijlinteresten oplevert?

3/ Zal de FOD Justitie hier in de toekomst rekening mee houden?

09.02  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag betreft geen nieuwe problematiek. Zoals enkele weken geleden in deze commissie al aan bod is gekomen en ook tijdens de vorige legislatuur herhaaldelijk is aangekaart, slaagt Justitie er maar niet in om de tolken en vertalers, die van onschatbare waarde zijn bij de behandeling van dossiers voor de rechtbank, tijdig te betalen. Die onaanvaardbare problematiek sleept al lange tijd aan. U weet dat zij heel belangrijk zijn voor de goede werking van Justitie.

De in de begroting voorziene middelen waren ontoereikend, waardoor meer dan 2.000 gerechtstolken en -vertalers te horen kregen dat hun uitbetaling nog maanden zal duren. In deze commissie is al aangekaart dat daardoor persoonlijke drama's dreigen voor velen, omdat de rechterlijke macht hun enige bron van inkomsten is. In afwachting van een nieuwe regering moet de regering in lopende zaken een noodbegroting opstellen met voorlopige twaalfden. Ik hoop meteen van u te vernemen dat dit dossier absolute prioriteit zal krijgen.

Zult u ervoor zorgen dat voldoende budgetten worden vrijgemaakt, zodat alle openstaande facturen van gerechtstolken en -vertalers nog dit jaar kunnen worden betaald?

Zult u er eveneens voor zorgen dat van die facturen niet alleen de hoofdsom, maar ook de verwijlinteresten zullen worden betaald?

09.03 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Mijnheer de minister, over hetzelfde onderwerp hebt u mij op 6 november jongstleden inderdaad geantwoord dat er middelen zouden worden gevonden en vrijgemaakt voor de achterstallige betalingen in het kader van de prestaties van beëdigd vertalers en tolken in strafzaken. De dag daarop heeft mijn collega Xavier Dubois staatssecretaris Alexia Bertrand naar dezelfde kwestie geïnterpelleerd en zij heeft bevestigd dat deze middelen zijn opgenomen in een begrotingsaanpassing van 10,1 miljoen euro.

Dekken deze 10 miljoen euro werkelijk de kosten van achterstallige betalingen, zoals aangekondigd aan de vertegenwoordigers van de sector? Het lijkt mij dat toen we het over achterstallige betalingen hadden, we het over een bedrag van 20 miljoen hadden. Zoals ik het lees, is er dus een discrepantie tussen wat er in het aangepaste begrotingsartikel staat en de genoemde bedragen. Wat rechtvaardigt deze discrepantie of deze wijziging in het standpunt?

U zult zich ook herinneren dat ik u, gezien de nood waarin een aantal professionals van Justitie verkeren, heb voorgesteld om contact op te nemen met andere collega's van de regering, zodat u hun akkoord zou kunnen verkrijgen om achterstallige belastingen, sociale bijdragen, personenbelasting of BTW uit te stellen, zonder dat nalatigheidsinteresten en sociale toeslagen worden aangerekend. Heeft dit voorstel geleid tot een initiatief van uw kant?

Sommige mensen denken erover om de dienstverlening definitief stop te zetten. Is er vooruitgang gemaakt in hun voordeel? Zo ja, welke?

09.04 Minister Paul Van Tigchelt: Geachte leden, ik dank u voor de vragen. Dit is inderdaad een belangrijke problematiek die prioritair moet worden opgelost vanwege het menselijke aspect. We hebben dit al eerder besproken in de commissievergaderingen van 23 oktober en 6 november.

Verdergaand op die antwoorden stelt u nu nieuwe vragen.

De herverdeling van ongeveer tien miljoen euro en de interne herverdeling van 500.000 euro - waarvan de kredieten al sinds 19 november beschikbaar zijn - zijn in ieder geval voldoende om de vertalers-tolken te betalen, maar niet genoeg om het gehele tekort aan gerechtskosten, geschat op 20 miljoen euro, weg te werken.

De administratie stelt alles in het werk om in functie van de beschikbare kredieten de prestatieverleners maximaal te vergoeden. Er wordt prioriteit gegeven aan de uitbetalingen van de "kleinere" prestatieverleners die afhankelijk zijn van Justitie, zoals vertalers en tolken. Er zijn ook grote firma's die moeten worden betaald, maar wij proberen voorrang te geven aan die kleinere prestatieverleners, net vanwege dat aspect humain, zoals terecht werd aangehaald.

 Een deel van de kostenstaten, onder andere de kostenstaten voor de maand december, zullen in januari betaald kunnen worden, zodra de kredieten voor 2025 ter beschikking zijn. Als alles loopt zoals gepland, zal de begroting van voorlopige twaalfden kunnen worden goedgekeurd binnen nu en enkele weken in de commissie en in het plenum van dit Parlement.

 Beëdigde vertalers en tolken kunnen steeds contact opnemen met de dienst Gerechtskosten, zodat desgevallend samen naar een oplossing kan worden gezocht. Wij willen hen niet aan hun lot overlaten. Indien er begin 2025 nog steeds geen zicht is op een nieuwe regering, zal ik genoodzaakt zijn om via nieuwe herverdelingen - u weet dat ik geen bijkomend budget kan vragen  ervoor te zorgen dat alle prestatieverleners blijvend betaald zullen worden. In lopende zaken kan ik alleen beroep doen op de techniek van interne herverdelingen. Dat doen wij maximaal.

Collega Van Vaerenbergh, mijn antwoord op uw vraag over de verwijlintresten is enigszins technisch. De dienst Geschillen en Juridische Adviezen van de FOD Justitie is en blijft van oordeel dat die gerechtskosten in strafzaken niet vallen onder de wet van 2 augustus 2002 over de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. De redenering daarachter is dat de rechterlijke macht geen overheidsinstantie is en dus ook geen aanbestedende dienst is. De prestatieverleners ontvangen hun opdrachten namelijk niet van een aanbestedende overheid maar wel van een procureur of onderzoeksrechter in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Bijgevolg is de wet van 2 augustus 2002 niet van toepassing op de vorderingen, op grond van de wet van 23 maart 2019 betreffende de gerechtskosten in strafzaken. Dat werd reeds door verschillende rechterlijke betwistingen bevestigd. Ik kan ter zake verwijzen naar een arrest van het hof van beroep van Brussel van 4 februari 2020.

In de loop van de procedure zijn de openstaande kostenstaten betaald. De discussie voor het hof ging alleen over de vraag of de eiser recht had op interesten en een schadevergoeding, overeenkomstig de genoemde wet van 2002. Het hof voerde een grondige analyse uit en oordeelde dat voornoemde wet niet van toepassing was, in het bijzonder omdat de Belgische Staat niet voldeed aan de definitie van overheid, zoals gedefinieerd in de voornoemde wet van 2002.

Mijnheer Crucke, met betrekking tot uw vraag over het uitstel van betaling van btw en sociale bijdragen verwijs ik u graag door naar de bevoegde minister.

Natuurlijk begrijp ik dat dit de druk op vertalers en tolken zou kunnen verlichten. Ik zou het met hen kunnen bespreken, maar het zou een precedent scheppen, want als ik me niet vergis

09.05  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

Het is inderdaad een heel pijnlijke kwestie, omdat het ingrijpt in het leven van de mensen die niet rondkomen. Justitie was al geen aantrekkelijke werkgever. Blijkbaar is dat nog steeds niet het geval.

U antwoordt ook dat de prestaties in 2024 nog niet volledig zullen kunnen worden betaald en dat de betaling ervan wordt uitgesteld naar januari 2025. Dat is heel pijnlijk. Het zal moeilijk zijn om op langere termijn wie voor Justitie werkt, aan boord te houden, als men voor het werk niet wordt vergoed.

Ik had ook nog gevraagd welke andere vergoedingen evenmin tegen eind 2024 worden betaald. Op die vraag hebt u niet geantwoord. Kunt u het antwoord alsnog meegeven?

09.06 Minister Paul Van Tigchelt: Mevrouw Van Vaerenbergh, als u het mij toestaat, bezorg ik u het antwoord schriftelijk.

09.07  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dat is goed, mijnheer de minister.

U geeft wel een heel bijzondere interpretatie aan de kwestie inzake de verwijlinteresten met uw verwijzing naar het arrest van het hof van beroep van Brussel. Ik heb in mijn vraag eraan herinnerd dat in Europese rechtspraak van het Europees Hof van Justitie, erkend wordt dat er ook verwijlinteresten moeten worden uitgekeerd, indien er te laat voor prestaties wordt betaald.

Het belangrijkste is uiteraard dat de betrokkenen worden betaald voor hun prestaties en desgevallend verwijlintresten ontvangen.

09.08  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, kunt u mij vooreerst de lijst bezorgen van alle andere kosten?

Hoe dan ook gaat het hier om een bijzonder moeilijk en pijnlijk dossier op menselijk vlak. Ik noteer uit uw antwoord dat er wel betalingen zullen gebeuren, maar dat u geen garanties geeft dat alles voor eind 2024 volledig zal worden uitbetaald. Mijnheer de minister, dat is onaanvaardbaar. Stel u voor dat werknemers in een bepaald bedrijf voor hun prestaties niet worden betaald. De vakbonden staan dan op de eerste rij aan te schuiven om daartegen terecht te protesteren. Iedereen heeft immers recht op betaling van zijn of haar prestaties. We mogen immers ook niet vergeten dat de betrokkenen op het einde van de maand ook hun facturen moeten betalen. Ik blijf dus aandringen op oplossingen om de kwestie volledig te regelen.

Ten tweede verwijs ik met betrekking tot de interesten naar de Europese rechtspraak, die toch andere standpunten verdedigt. Bovendien begrijp ik de logica niet goed. Het betreft een heel ingewikkelde structuur, onder andere omdat de overheid zonder aanbesteding werkt. Als ik morgen mijn factuur van bijvoorbeeld elektriciteit niet betaal en daarover een aangetekend schrijven krijg, dan beginnen vanaf die dag verwijlintresten te lopen en wordt 10 % schadevergoeding opgelegd wegens wanbetaling. Waarom kan dat niet voor dergelijke facturen?

09.09 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Minister, ik denk dat deze zaak inderdaad heel belangrijk is en het vertrouwen van de mensen die in dienst van Justitie werken, aantast. We kunnen niet zeggen dat er niets is gedaan. U hebt elementen ontwikkeld en een budget van 500.000 euro vrijgemaakt. U hebt ervoor gekozen om prioriteit te geven aan het menselijk vlakl, wat ik uiteraard kan begrijpen.

Maar het feit blijft dat iedereen die niet betaald wordt ook in de problemen kan komen. Het is niet omdat je een onderneming hebt dat je in het geld rolt. Sommige moeilijkheden moeten worden erkend. Je kunt niet het onmogelijke verwachten, maar het is duidelijk dat sommige mensen iets langer zullen moeten wachten, en als ik zeg iets langer, is dat misschien een understatement. Daarom dring ik erop aan, minister. Natuurlijk kan ik ook uw collega's in de regering vragen om een geste te doen. Dat is de tegenstrijdigheid hier. Andere ministeries gaan niet wachten om de bijdragen of de btw te vorderen. Als de overheid niet collectief optreedt, vrees ik dat sommige mensen dubbel worden gestraft, doordat ze niet worden betaald en doordat ze worden geconfronteerd met betalingsverplichtingen waaraan ze niet meer kunnen voldoen. Ik zal uw collega's interpelleren, maar ik wil u vragen een geste te doen door hen te interpelleren, misschien schriftelijk, over deze kwestie. Dit moet een collectieve inspanning zijn. Ik speel geen spelletje meerderheid versus oppositie. Wat ik hoop is om zo snel mogelijk de meest geschikte reactie te vinden.

09.10  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, mag ik ervan uitgaan dat u aan de commissievoorzitter de lijst zult bezorgen? (Instemming)

Het incident is gesloten.

© Vertaling: BBVT-UPTIJ

Gepubliceerd op
28/11/2024
Sociale media
Copyright 2024 BBVT